Het moet ergens eind september 2011 geweest zijn dat Eddy, de bezieler van merijenniezere, over de Ronde van Vlaanderen sprak. Of hij de volledige afstand zou aankunnen… Direct zei ik ja, ik geloofde er dan ook direct in. Op het gemak lukt dat wel…
Voor mij zou het mijn derde poging zijn om de Ronde van Vlaanderen tot een goed einde te brengen. De eerste keer was dit goed gelukt. De tweede keer voelde ik me conditioneel een pak beter maar was het weer slecht. Daarnaast reed ik 2x lek op hetzelfde moment wat resulteerde in een onderkoelde Wouter…
Begin van dit jaar schreef ik me in, ik zou hem sowieso rijden. Eddy twijfelde, twijfelde en twijfelde tot de laatste dag… En toen… toen schreef hij zich in! Zover waren we toch al 😉 Afgelopen zaterdag was het dan zover, ik startte met een dubbele ambitie:
Voor ’s ochtends had ik mijn vader bereid gevonden (waarvoor dank) om ons vanaf Deinze naar Brugge te voeren. Nadat we even gewacht hadden op Sven Mallezie en Rudy. Toen echter bleek dat het nogal lang ging duren vooraleer Rudy zijn nummer kon bemachtigen besloten we maar om alvast te starten, ze zouden ons wel inhalen… als we de juiste weg gevolgd hadden tenminste. Inderdaad, we waren Brugge nog maar uit en we bleven – in mijn ogen – lang langs het kanaal rijden. Beetje té lang, want na enkele kilometers kwamen we aan in Beernem, niets tegen Beernem, maar als je die dag al 260 km moet rijden, dan kom je daar liever niet. Nu, we waren niet alleen, ’t was een bende van een goeie 100-200 man. Dan maar terug koers richting Brugge gezet en na een halfuurtje omzwerven kwamen we terug op het traject.
De eerste tientallen kilometers gingen langs grote banen met slechte fietspaden af en toe. Dankzij de talrijk opgetrommelde zwaantjes werd er nog behoorlijk beschaafd gereden vond ik. Gelukkig maar, wij blijven wielertoeristen, geen profs. Het wordt tijd dat iedereen dat eens beseft. Ronde punten neem je langs rechts en een fietspad dient om gebruikt te worden!
Met een 75 km op de teller kwamen we aan de eerste bevoorrading aan, beetje gegeten en gedronken en weg waren we… Tijd om te treuzelen hadden we nog voldoende.
Na deze tussenstop eventjes nog in een grotere groep gezeten, maar toen het beetje meer glooiend begon te worden toch teruggeschakeld om op eigen tempo te rijden. Zeker na de Tiegemberg en Nokereberg was het kwestie van rustig verder te rijden. Tussen de hellingen was het recuperatietijd, tenzij er kasseistroken waren natuurlijk. Niet zover voorbij Nokere ligt namelijk eerst de Huisepontweg, die sedert de vernieuwingen erbij ligt als een snelweg. Erger is het gesteld met den ‘Doorn’. Man, wat ligt die er slecht bij… Vorige keer viel ik hier plat, dus de schrik zat er wat in. Overal lagen er bidons, en waarschijnlijk daartussen ook een stuk pomp, inderdaad, mijn pompje heeft de kasseistrook niet overleefd.
Na bevoorrading 2 was het richting de Vlaamse Ardennen, eerst nog een kennismaking ‘langs de rand’, maar langzamerhand gingen we naar iets heuvelachtiger terrein. Eerst nog de Rekelberg, vervolgens de Kaperij. Deze laatste had ik niet zo lang geleden nog verkend, (al besefte ik dat nu pas). Het was echter maar voorbode van het echte werk. Alvorens daar aan te beginnen genoten we nog van een dubbele bevoorrading. Mijn schatteke was namelijk samen met haar moeder naar de bevoorrading gekomen om ons aan te moedigen (en te voorzien van de nodige suikers in de vorm van een colaatje). Daarna nog even de drinkbussen gevuld en we waren klaar voor het lastigste stuk.
Achtereenvolgens moesten we de Kruisstraat, Knokteberg, Oude Kwaremont, Paterberg, Koppenberg, Steenbeekdries, Taaienberg, Eikenberg, Molenberg, Leberg en Tenbosse beklimmen vooraleer we nog eens een bevoorrading zagen.
De Kruisstraat en de Knokteberg gingen nog vlotjes, niet supersnel, maar dat hoefde ook niet. ’t was nog steeds een kwestie van wat krachten te sparen. Op de Oude Kwaremont ook weinig last gehad, al begonnen mijn handen toch al pijn te doen op de kasseistrook die erachter volgt. Eigenlijk vind ik dat het lastigste van deze helling. Ook Eddy had geen moeite met deze heuvels en op de Paterberg waren we bij de weinigen (die op dat moment daar reden) die geen voet aan de grond moesten zetten.
Nu, met de Paterberg was het zwaarste van de hellingen nog niet voorbij. De befaamde Koppenberg kwam al snel in zicht. Zelf had ik deze dit jaar al 2 keer opgereden. De eerste keer in de regen, de laatste keer in iets betere omstandigheden. Toen was het droog. Ook deze keer waren de weersomstandigheden geen spelbreker, zelfs niet de massa die de Ronde met zich meebrengt. Op een tikkeltje reserve (al moest het niet meer zijn of ‘k stond stil), reed ik naar boven. Na korte tijd kwam ook Eddy boven, al had hij ’t steilere stuk te voet moeten doen.
Het stuk naar de volgende helling, de steenbeekdries, was ook niet van de poes. Eerst het stuk langs de N60 tegen de wind, en dan ook nog eens de kasseistrook. Het ergste van deze helling vond ik echter de afdaling. De stationsberg naar beneden, mijn handen deden der fameus zeer van. Veel tijd voor recuperatie was er ook niet, want de Taaienberg kwam eraan. In tegenstelling tot zowat 90% van diegene die ik nog zag rijden koos ik ervoor om de kasseien te nemen, we gaan niet flauw doen é, die kasseien liggen daar om bereden te worden… Als er een fietspad ligt, dan rijden ze op de baan, ligt er geen fietspad, dan rijden ze in ’t gootje. Rare mannen die fietsers.
Na de Eikenberg vond ik dat de lastigste hellingen gedaan waren. Nu was het echter de beurt aan de kasseistroken: de Holleweg, Ruiterstraat, Mater-Kerkgate en de Jagerij. En dan was het nog niet gedaan, want er waren ook een paar niet benoemde, maar daarom niet minder beue kasseistroken. Het was voor mij echt wel uitkijken naar de Haaghoek, de laatste niet klimmende kasseien. Eerst moest echter de Molenberg nog bedwongen worden. Erg vlot ging dat toch niet meer, maar toch boven geraakt. Boven evventjes wat trager gereden om Eddy op adem te laten komen, kwestie van wat ‘uitgeruster’ te zijn voor de Haaghoek en Leberg.
Nadat we het ‘stulpje’ van Peter Van Petegem voorbijgereden waren kwam de Haaghoek in beeld. Eindelijk, de laatste echte kasseistrook. In de afdaling eventjes doorgereden en geprobeerd tot boven te geraken op den groten plateau… Geen succes, een 50 meter voor dat ik boven was viel ik zo goed als stil. Niet dat ik voet aan de grond moest zetten, maar toch. Rustig dan maar doorgereden tot de voet van de Leberg, voorbij de mobilhomes die klaarstonden voor de echte renners…
De Leberg ging nog behoorlijk vlot, al reed ik deze ook wat omhoog op reserve. Boven gewacht op Eddy. Die stopte bij mij en vertelde dat hij er volledig doorzat en dat hij het niet meer zag zitten. Ik zag dat hij het meende, dus niet aangedrongen. Probleem was ook dat het al bijna 19u was, en de laatste bevoorrading sloot normaal om 19u (en de finish om 20u). Na de melding van Eddy ben ik dan alleen maar vertrokken voor het laatste deel. Dit laatste deel ging nog behoorlijk goed. Eigenlijk had ik tot nu toe op reserve gereden, waardoor ik het laatste stuk het tempo wat kon opdrijven.
Ik had het idee dat we de Valkenberg moesten doen, maar blijkbaar had ik ’t schema niet echt goed bekeken. Uit solidariteit met de profs reed ik ook niet met een oortje (nuja, wel met een muziekoortje), dus mijn ploegmanagers konden me ook niet verwittigen. Als wist ik dankzij Marnix wist ik wel dat het donker ging zijn om 20.15 ;). Iets na 19u kwam ik aan de bevoorrading die normaal sloot om 19u.. Ze waren echter nog aan het inladen en ik kon wat voedsel meenemen en een banaantje eten. Voldoende om de finish zonder problemen te halen.
Met een behoorlijke snelheid (al zeg ik het zelf) reed ik richting de voet van de muur. In tegenstelling tot de profs reden we deze niet langs de Vesten naar boven, maar langs de abdijstraat. Ook geen simpele weg. Amai, eigenlijk doe ik liever de Vesten, misschien omdat ik ze beter ken. Anderzijds, dat zijn ook kasseien natuurlijk. De muur zelf ging wel, ‘k mocht nog niet klagen.
Eens boven terug de gashendel opnieuw opengedraaid richting Bosberg, de laatste helling van de dag. Eens daarover lag de finish binnen handbereik. Boven op de Bosberg was er precies een volksfeest aan de hand: eettentjes en mobilhomes. De sfeer zat er al goed in…
Nog 10 kilometer waren er te gaan… 10 leuke kilometers die vlot gingen. Logisch , want veel lastige stukken zaten er niet meer in.
Rond kwart na 8 was het zover… de finishboog kwam in zicht én ik reed over de lijn. Na een lange dag had ik het gehaald; 268 kilometer stonden er op de teller, een 15 meer dan wat noodzakelijk was om hem volledig te rijden. ‘k was blij dat ik dat ik het gehaald heb. Anderzijds had ik liever samen met Eddy over de streep gereden. Eddy was ongeveer op hetzelfde moment als mij aangekomen in Ninove, net gepast dus om nummer af te geven en dan de auto te laden.
Tijdens de tocht stonden er een aantal camera’s zijn hier te bekijken.
Langs deze weg wil ik vooreest mijn schatje, Magalia, en ouders danken voor de cola en de steun, daarnaast mijn pa voor het vervoer naar Brugge ’s ochtends, iedereen die onderweg gesteund heeft (teveel om op te noemen) én natuurlijk Eddy. Dankzij hem had ik deze tocht niet aangevat. ’t is jammer dat we niet tot het einde samen kunnen rijden hebben, maar nu hebben we tenminste nog eens een reden om het nog eens te doen.